blog | werkgroep caraïbische letteren

Het recht van een Surinaamse heldin: Tetary-de koppige

door Carlo Jadnanansing

De Culturele Unie Suriname (CUS) organiseerde in het kader van de Internationale Dag van de Vrouw op 10 maart jl. een paneldiscussie over Tetary. Zij was één van de eerste vrouwelijke immigranten uit het voormalige Brits-Indië, die in Suriname voet aan wal zette. Het evenement werd gehouden in het Lallarookh gebouw onder grote publieke belangstelling. De bijkans 200 zitplaatsen waren volledig bezet, terwijl velen staande het gebeuren volgden.

 

 

De eerste spreker van de avond was Drs. Renuka Biharie, sociaalwetenschapper, die een korte inleiding hield over genderbewustzijn en de opmars van vrouwen.
De hoofdmoot van de avond was echter de inleiding van de in Nederland wonende historicus, Dr.Drs Radjinder Bhagwanbali. Deze heeft in 2011 in Nederland een boekwerk uitgebracht getiteld Tetary, de koppige. Hoewel dit werk reeds meer dan zes jaren geleden is verschenen, is op de avond gebleken dat de meeste aanwezigen niet eerder gehoord hadden van het bestaan van Tetary, door Bhagwanbali getypeerd als één van de Surinaamse heldinnen. Hieruit blijkt dat de Surinaamse geschiedenis op vele punten herschreven zou moeten worden. In de schoolboeken wordt bijvoorbeeld wel de naam van Barnet Lyon genoemd, die de opdracht gegeven zou hebben tot het neerschieten van Tetary, maar de naam van laatstgenoemde wordt niet vermeld.

Wat dit betreft was de presentatie van Bhagwanbali voor velen een openbaring. De feiten die in dit artikel genoemd worden zijn ontleend aan de lezing en het voormeld boek van de spreker. Vermeldenswaard is dat Bhagwanbali erin geslaagd is zijn voordracht op een unieke wijze, doorspekt met humor en emotie te brengen. De overschrijding van zijn spreektijd werd zelfs op prijs gesteld door het ademloos luisterende auditorium.

De spreker begon zijn verhaal met een uitgebreide uitleg over de geschiedenis van de immigratie. Zijn benadering is dat de behandeling van de Hindostaanse contractanten niet veel verschilde van die van de uit Afrika geïmporteerde slaven. De arbeid die de contractanten moesten verrichten was gebaseerd op het werk dat door een voormalige slaaf verricht moest worden. Dit was 7 uur veldarbeid of 10 uur fabrieksarbeid. De contractanten moesten daarbij prestaties leveren die gecontroleerd werden door opzichters. Wanneer die niet voldeden aan de gestelde eisen, vond er een korting plaats op het reeds karige loon.

De inleider wees erop dat de vereiste prestaties wel gehaald werden door de veel sterkere zwarte slaven, maar dat het voor de door de reis verzwakte en vaak ondervoede contractanten geen haalbare kaart bleek te zijn. De opzichters, die de opdracht hadden van hun bazen om maximale winst te behalen, hielden daarmee geen rekening. Vele contractanten stierven daarom een uitputtingsdood. Volgens Bhagwanbali hebben 5490 contractanten het leven gelaten tijdens hun contracttijd. Hierbij mag nog vermeld worden dat de selectie in India geschiedde op basis van een gemiddelde leeftijd van 18 jaar voor vrouwen en 22 jaar voor mannen.

Wat bij velen ook niet bekend was, is dat de lijfstraffen van kromsluiting en zweepslagen ook op de contractanten werden toegepast. Een van de redenen voor toepassing van deze straffen was het niet leveren van vereiste prestaties. Het is begrijpelijk dat hiermee de kiem gelegd werd voor ontevredenheid die geleid heeft tot diverse opstanden. De leiding van de kolonie was echter van mening dat er bij de ‘koelies’ sprake was van luiheid, laksheid, barbaarsheid en gebrek aan moraal.
Ook de woonomstandigheden in de zogenaamde koelielines (barakken) waren volgens de spreker erbarmelijk. Bhagwanbali plaatst verder kanttekeningen bij het begrip immigratie. Hij is van mening dat er bij immigratie sprake moet zijn van volledige vrijwilligheid om het eigen land te verlaten en naar een vreemd land te vertrekken. In het geval van de indentured labour system (contractarbeid) was er naar zijn mening geen sprake van volledige vrijwilligheid. Hij wil daarom liever spreken van migratie in plaats van immigratie.

Janey Tetary kwam op 11 november 1880 met het Engelse schip Aisla II in Suriname aan. Ze was een jonge vrouw van 24 jaar, afkomstig uit het dorp Moniar in het district Patna (voormalig Brits-Indie). Ze was een moslima, die op jonge leeftijd door haar man was verstoten. Ze stond toen op zichzelf en kon met grote moeite als schoonmaakster het hoofd boven water houden. Ze werd benaderd door een ronselaar (arkatia) die haar een gouden toekomst beloofde als ze naar Suriname zou gaan. In Suriname aangekomen werd ze ‘toebedeeld’ aan de plantage Zorg en Hoop, (gelegen aan de rechteroever van de Commewijnerivier, dus niet het huidige Zorg en Hoop), die het eigendom was van het Schotse huis A. Pearson & Co. Zoals in die tijd gebruikelijk, woonden de eigenaren zelf niet in Suriname, maar stelden zij voor het beheer van hun onderneming twee administrateurs aan (G. Duyckinck en R.D. Currie).

Reeds op het schip had Tetary zich ontpopt als iemand die in staat was leiding te geven. Zij was ook begaan met het lot van haar medemens. Tijdens een mazelenepidemie aan boord bleek dat de scheepsarts vaker onder invloed van bedwelmende drank verkeerde dan dat hij nuchter was. Tetary wachtte daarom niet op de maatregelen van de dokter, maar trof zelf voorzieningen om de epidemie onder controle te houden.

Tijdens haar verblijf in de kolonie nam zij het veelvuldig op tegen de sardárs (opzichters) die de vrouwelijke contractarbeiders grof behandelden en/of zware arbeid lieten verrichten. Ook trad zij op tegen de Hindostaanse mannen, die hun vrouw onheus behandelden. De vrouwen hadden het extra zwaar op de plantages, daar zij zowel plantagearbeid moesten verrichten als ook voor hun echtgenoot moesten zorgen. Met passie leverde zij strijd voor de lotsverbetering van de contractarbeiders. Vermeldenswaard is dat zij, terwijl zij voor haar eigen baby moest zorgen, ook een baby adopteerde. De adoptiebaby was bovendien het kind van een overleden prostituee, die van geloof hindoe was. Dit paste geheel in haar visie van harmonie tussen hindoes en moslims. Als bijzonderheid vermeldde de spreker dat Tetary ook bedreven was in een kaartspel dat waarschijnlijk vergeleken kan worden met onze huidige troefcall. Dit spel zou ze zelfs ook gespeeld hebben met creoolse arbeiders.

Het eerbetoon aan Tetary is echter vooral gebaseerd op haar heldhaftig optreden tijdens de opstand te Zorg en Hoop, die begon op 24 september 1884. Dit heeft haar ook haar leven gekost op 26 september 1884. Zoals eerder aangegeven was er grote ontevredenheid onder de contractarbeiders over hun bezoldiging, behandeling en woon- en werksituatie. De administrateurs hadden echter geen begrip voor de klachten van de contractarbeiders en weigerden alle verzoeken om lotsverbetering. Dit leidde ertoe dat er handgemeen ontstond tussen enkelen van hen en een opzichter die door een woedende menigte in elkaar werd geslagen. Het koloniaal gezag reageerde meteen met het zenden van manschappen om de schuldigen te arresteren. Laatstgenoemden waren echter niet van plan zich, zonder eerst duidelijke afspraken te maken, over te geven. Dit leidde tot een patstelling waarbij de politie en militairen tegenover de contractanten kwamen te staan.

Laatstgenoemden waren reeds bij voorbaat gedoemd het onderspit te delven, daar zij slechts bewapend waren met stokken, houwers, flessen en aardkluiten tegenover een overmacht bewapend met karabijnen en bajonetten. De ‘koelies’ waren echter niet van plan zich zonder slag of stoot over te geven.
De leider van de opstand Ramjanee vroeg aan Tetary, die toen bezig was haar beide baby’s te zogen, om met de gemobiliseerde vrouwen de rechterflank van de koelielines te verdedigen. Ze legde haar kindjes ter ruste en voldeed aan het verzoek van Ramjanee. Laatstgenoemde had zijn beste manschappen geplaatst op strategische punten, waar hij een grote militaire aanval verwachtte. Tetary moest met de vrouwen de militairen beletten de mannen van rechts aan te vallen. Zij droeg de vrouwen op om alles wat zij om zich heen konden vinden als wapen te gebruiken: droge aardkluiten, flessen, stenen enz.

De luitenant van Pesch, die de leiding had van de operatie, verzocht de districtcommissaris, die ook ter plekke aanwezig was, de contractarbeiders te waarschuwen dat indien zij niet deden wat van hen werd verlangd, er dan geweld zou worden gebruikt. Deze boodschap werd door middel van een tolk en een paar sardárs, die de ‘koelietaal’ genoegzaam verstonden, overgebracht. Ondertussen liet luitenant van Pesch 25 militairen ten aanschouwe van de contractarbeiders de geweren laden, terwijl de DC de sommaties voor de laatste keer liet herhalen. Dit alles maakte totaal geen indruk op de tot uiterste woede gedreven menigte van contractarbeiders. Hun houding bleef even dreigend en uitdagend. Van Pesch liet daarom ook de overige 25 militairen de geweren laden. Ook dit maakte geen indruk op de menigte. Hierna zette van Pesch de aanval in. Wie geïnteresseerd is in de verdere details wordt aangeraden het boek van Bhagwanbali zelf te lezen.

Op een gegeven moment gaf van Pesch de opdracht aan een sluipschutter om de door hem gevreesde Tetary van achteren door het hoofd te schieten.
Bhagwanbali eindigt zijn voordracht met dit moment en geeft daarbij er blijk van dat hij niet alleen wetenschapper is, maar ook voordrachtskunstenaar. Met schokkende stem en betraande ogen sluit hij zijn betoog af.
Het slot van zijn lezing geef ik hierbij in mijn eigen woorden weer:
“Tetary valt neer voor de voeten van Ramjanee en terwijl haar hersenen uit haar hoofd spuiten en zij opslag dood lijkt te zijn, hoort Ramjanee ergens vandaan een geluid dat op een zucht lijkt, maar hetwelk bij hem overkomt als ‘Ya Allahhhhh’ (Oh Allah). Na Tetary worden nog verscheidene opstandelingen die zich verzetten tegen de militairen van een afstand van ongeveer één tot anderhalve meter standrechtelijk geëxecuteerd. Op een gegeven moment trokken de overgebleven contractarbeiders zich terug en hield het schieten op.
Er heerste toen een laaiende stilte, die slechts werd verbroken toen er geluid kwam uit één van de koeliehutjes: twee baby’s huilden om hun moeder…”

Paramaribo, 11 maart 2017.

[van Starnieuws, 12 maart 2017]

1 comment to “Het recht van een Surinaamse heldin: Tetary-de koppige”

  • Zojuist bezocht ik in Suroname de plaquete van Codjo, Mentor en Present. Zij worden hier betiteld als verzetsstrijders. Wie de geschiedenis (zie vooral Teenstra!) goed leest, ontdekt dat zij eerder slachtoffers of martelaren van een wreed slavernijsysteem waren. Ook iets om niet te vergeten. Maar Tetary verdient echt een monument, als verzetsstrijder,

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter